Hij begon zijn opleiding tot anesthesioloog in Engeland. In een ziekenhuis in Bedford deed hij veel praktische ervaring op. “Vergeleken met een academisch ziekenhuis verricht je in een regionaal ziekenhuis veel meer kleinere ingrepen. Mijn record was 27 operaties in één weekend. Dat was best pittig. Ik leerde veel in Bedford en kreeg daar de ruimte om mijn eigen aanpak te vinden. Er was niet zo’n strak keurslijf. Daardoor leerde ik dat er vaak meerdere wegen zijn om tot goede zorg te komen.”
Hij vervolgde zijn opleiding in Duitsland, in een groot academisch ziekenhuis in Göttingen. “Dat was het tegenovergestelde: strak georganiseerd en met vaste protocollen. Beide ervaringen hebben mij gevormd. In Nederland kon ik die mix goed gebruiken, vooral bij het opleiden van jonge artsen.”
Ephraim startte in 1995 in het ZMC. In de jaren die volgden was hij niet alleen anesthesioloog, maar ook actief in management en innovatie. Hij zette de preoperatieve polikliniek op. “Vroeger liep je een dag voor de operatie langs bij patiënten die opgenomen waren. Als er iets niet in orde bleek te zijn, of er was bijvoorbeeld aanvullend onderzoek nodig, dan ging de operatie niet door. Nu spreken we patiënten al eerder op de preoperatieve polikliniek als voorbereiding op een operatie. Zo bieden we meer maatwerk. Het levert meer kwaliteit én rust op voor de patiënt en voorkomt onnodige uitval in het OK-programma.”
Ook op ICT-gebied was Ephraim actief. Zo hielp hij mee bij de overstap naar het huidige systeem voor elektronische patiëntendossiers (HiX) en de updates die daarna aan het systeem werden doorgevoerd. “Ik ben een beetje een computernerd; ik vind digitalisering interessant. Met de huidige ontwikkelingen in de zorg is ICT onmisbaar om goede en vernieuwende zorg te kunnen blijven bieden. Nieuwe technieken uitproberen en kijken of iets werkt, dat ligt mij wel.
Naast zijn werkzaamheden als anesthesioloog was hij de afgelopen zes jaar ook aangesteld als CMIO (Chief Medical Information Officer) en daarmee mede verantwoordelijk voor de digitale strategie binnen het ZMC. Verder was hij nog een aantal jaren lid van het VMSD-bestuur (Vereniging Medisch Specialisten in Dienstverband). Ephraim: “De combinatie is leuk en bracht veel afwisseling in mijn werk.”
Het werk als anesthesioloog-pijnbestrijder geeft Ephraim veel voldoening. “Op de OK zie je patiënten maar kort. Maar op het Pijncentrum bouw je een band op met de patiënten. Pijn is vaak onzichtbaar, maar het bepaalt iemands leven. Alleen al goed luisteren en erkennen van het probleem kan een groot verschil maken.”
In enkele gevallen was de band met de patiënt extra speciaal bijvoorbeeld bij patiënten met kanker die hij langere tijd begeleidde. “Ik ging soms bij patiënten thuis langs voor een laatste pijnbehandeling vlak voor hun overlijden. Dat zijn momenten die je niet meer vergeet. Het geeft voldoening dat ik in zulke situaties iets voor iemand kon betekenen. De kwaliteit van leven vind ik belangrijk. Iedereen is sterfelijk; daar ben ik door de jaren heen wel aan gewend geraakt. Maar een menswaardige laatste levensfase zonder onnodig lijden, vind ik heel belangrijk en de grote uitdaging als pijnbestrijder.”
Ephraim maakt zich zorgen over de groei van protocollen en externe regels in de zorg. “Protocollen helpen als je niet weet wat je moet doen. Maar het mag geen keurslijf worden: iedere situatie is weer anders. Ook wanneer externe instanties de grenzen bepalen voor de zorg, ergert mij dat. Het gaat tegen mijn gevoel als arts in wanneer er van buitenaf beperkingen in behandelingen worden opgelegd, terwijl die voor de patiënt effectief gebleken zijn.”Daarnaast pleit Ephraim ervoor om wetenschap en praktijkervaring beter in balans te brengen. “Geen bewijs dat iets werkt, betekent niet automatisch dat het niet werkt. We moeten ruimte houden om maatwerk te bieden aan onze patiënten.”
Of Ephraim bang is dat hij zich gaat vervelen nu zijn pensioen in zicht is? “Ik heb genoeg plannen: sleutelen aan mijn Fiat 500, gitaar spelen, sporten en met mijn museumjaarkaart of kleinkind op pad. Ik denk eerder dat ik tijd tekortkom!”